Hobeon special 2016

60
Toekomstgericht opleiden Nieuwe wegen of gebaande paden? De kracht van kennis. Hobéon, strategische dienstverlener voor kennisintensieve organisaties. Hobéon Special • Jaargang 20 • januari 2016 SPECIAL In deze Special Moeten we het onderwijs flink veranderen om op de toekomst voorbereid te zijn? In de Special leest u over de ervaringen en zienswijzen van opinion leaders.

description

Een uitgave van Hobeon. In het magazine artikelen over actuele onderwerpen en (de gevolgen van) ontwikkelingen in ons werkterrein; het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Voor meer informatie of een papieren versie van het magazine bezoek onze website www.hobeon.nl

Transcript of Hobeon special 2016

  • Toekomstgericht opleiden

    Nieuwe wegen of gebaande paden?

    De kracht vankennis.

    Hobon, strategische dienstverlener voor kennisintensieve organisaties.

    Hobon Special Jaargang 20 januari 2016

    SPECIAL

    In deze SpecialMoeten we het onderwijs flink veranderen om op de toekomst voorbereid te zijn? In de Special leest u over de ervaringen en zienswijzen van opinion leaders.

  • INHOUD

    Adres

    Lange Voorhout 14, 2514 ED Den Haag Telefoon 070 306 68 00 Email: [email protected]

    Website: www.hobeon.nlTwitter: http://twitter.com/hobeon

    Hobon, strategische dienstverlener voor kennisintensieve organisaties

    De kracht vankennis.

    VOORWOORD 3

    Toekomstgericht opleiden:nieuwe wegen of gebaande paden? 4De visie van Hobon

    Scholen moeten continu blijven werken aan verbetering van het onderwijs 8Interview met Monique Vogelzang

    Competenties, socialisatie en digitalisering bepalen de toekomstbestendigheid van het onderwijs 12Interview met Paul Rullmann

    Hoezo voorbereiden op een onzekere toekomst? We zitten er al middenin! 16Interview met Miranda Valkenburg

    De basis is wederzijds vertrouwen 19Interview met Kees Heek en Henk van Esch

    Werk is een reis over de arbeidsmarkt waarbij je soms geholpen moet worden 22Interview met Marjolein ten Hoonte

    Gebruik de context en content van het bedrijfsleven in het onderwijs 26Interview met Gerard Adema en Nelleke van Dorenmalen

    Leren moet in onze genen zitten 30Interview met Maritte Hamer

    Ik geloof in collectief opleiden 34Interview met Bert Beun

    Toekomstgericht onderwijs richt zich op de competenties die de context vraagt 38Interview met Kete Kervezee en Klaus Boonstra

    We gaan samen voorop in de ontwikkeling van smart industry 42Interview met Mike Broekhuizen en Kees Nieuwenhuijse

    Gratis onderwijs voor iedereen 46Interview met Maritte Siemons

    We experimenteren met het vergroten van de chaos 49Interview met Antoinette van Berkel, Lucie te Lintelo en Huib de Jong

    We bieden studenten een normatief kader, zonder te moraliseren 52Interview met Diederik Zijderveld

    Geef iedereen een persoonlijk scholingsbudget 56 Interview met Esther Crabbendam

    2 De kracht van kennis.

  • VOORWOORD

    Kennis of skills Welke competenties zijn cruciaal voor de professional van de toekomst? In onze advies- en beoordelingspraktijk komen wij allerlei uitwerkingen en opvattingen tegen. Waar minister Bussemaker een hartstochtelijk pleidooi houdt voor 21st century skills, onderstrepen andere bestuurders het belang van de klassieke waarden, van 4th century skills. De ene opleider wil studenten en cursisten toerusten met een stevige vakinhoudelijke gereedschapskist. De ander acht dit een achterhaald en een onhoudbaar model en kiest voor een opleidingsmodel waarin studenten vooral leren hoe ze specifieke kennis en informatie kunnen verzamelen en inzetten.

    Prangende vragenAl sinds de jaren zeventig neemt het aantal herkenbare, vast-omlijnde beroepen af. Het aantal meer flude functies explodeert. Die ontwikkeling vraagt om nieuwe programmainhoud en nieuwe programmavormen. Want hoe richt je een opleiding in voor beroepen en functies die voortdurend ingrijpend veranderen of zelfs nog niet eens bestaan?

    Hoe organiseer je leven lang leren? En hoe leid je op voor een toenemende diversiteit aan vragen naar opleiding en scholing? Flexibilisering, personalisering en vraagfinanciering zijn de buzz words in het debat, maar de meningen en opvattingen over wat de komende jaren gewenst en haalbaar is lopen nog erg uiteen. De ene opleider gelooft in een modulair blokkendoosmodel, de ander in internet, de derde denkt nog in bakstenen, de vierde niet meer.

    Op weg!Toekomstgericht opleiden. Wat zijn de opties? Welke keuzes maken opleiders en bestuurders en wat betekenen die keuzes voor de leerling, student of cursist? Wat zijn de consequenties voor docenten? Hoe organiseren zij zich rond dynamische, flexibele leerprocessen? Wat betekent dit voor (zelf)sturing, voor hun rol als expert, coach of anderszins en wat vraagt dit van de inzet van opleiders, werkveld en overheid?

    Met concrete voorbeelden, gelardeerd met ervaringen en zienswijzen van opinion leaders willen we met deze Special de lezer - en niet in de laatste plaats onszelf - inspireren tot gepaste stappen. Op nieuwe wegen of gebaande paden.

    De redactie

    De vraag waar we voor moeten opleiden is ouder dan de weg naar Rome, maar lijkt anno 2016 actueler dan ooit. Scholen en onderwijsinstellingen worstelen met de vraag hoe ze leerlingen, studenten en cursisten het beste kunnen voorbereiden op een snel veranderende arbeidsmarkt met dito veranderende beroepen.

    Nieuwe wegen of gebaande paden?

    Toekomstgericht opleiden

    3De kracht van kennis.

  • Toekomstgericht opleiden

    Nieuwe wegen of gebaande paden?Door Fred de Bruijn, Pieter Huisman, Marvin Leerdam en Ursula Wopereis

    Van het primair tot het hoger onderwijs en van commercieel tot bekostigd - het thema leven lang leren houdt de gemoederen flink bezig. De discussie is nog niet uitgekristalliseerd en gaat alle kanten op. Volgens sommigen is er niets nieuws onder de zon is, anderen zien een nieuwe wereld opdoemen, waarin 21st century skills onontbeerlijk zijn. Op basis van onze ervaringen in de praktijk proberen we als adviesbureau altijd de nuance te zoeken. In dit artikel duiden we een aantal belangrijke ontwikkelingen.

    Het werkveld moet bij elke vorm van kwaliteitstoezicht,

    -borging en accreditatie betrokken worden

    4 De kracht van kennis.

  • Leerbedrijf sluit aan op de vraag van de markt Een interessante ontwikkeling is het ontstaan van nieuwe leerbedrijven uit voormalige bedrijfsscholen. De studenten staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling, maar leren en werken voornamelijk bij het bedrijf of de bedrijfsschool dat het theoretisch onderdeel van de opleiding verzorgt. Het praktijkgericht onderwijs wordt hier vormgegeven met actuele processen en technieken en vernieuwt zich voortdurend. Een bijkomend voordeel is dat docenten uit het beroepsonderwijs door de wisselwerking met het werkveld hun expertise op peil houden. Hobon toetst de effectiviteit van de publiek-private samenwerking en de kwaliteit van het onderwijs. Sluit het onderwijsaanbod aan bij de vraag van het werkveld en de regionale agendas?

    Passend regionaal onderwijsaanbodHet bedrijfsleven heeft behoefte aan goed opgeleide vakmensen die hun expertise up to date houden. In het bekostigde onderwijs zien we dat steeds meer scholen, door gerichte uitbreiding van hun na- en bijscholingstrajecten en het uitvoeren van praktijkgerichte opdrachten, bijdragen aan de ontwikkeling van regionale bedrijven. Al hebben veel scholen nog wel moeite met het verbreden van hun aanbod aan opleidingen, cursussen en andere activiteiten. Dat heeft twee oorzaken: instellingen moeten een ander onderwijsaanbod ontwikkelen n ze moeten zich zowel intern als extern anders organiseren - met partners in de regio die meer invloed krijgen op het onderwijs, zoals gemeenten, provincies en regionale samenwerkingsverbanden van werkgevers. We zien de worsteling, maar ook geslaagde voorbeelden. Het succes wordt in belangrijke mate bepaald door visie en leiderschap in de organisatie, het kiezen van duidelijke speerpunten die bovendien consequent worden uitgevoerd.

    Betrek het werkveld bij toezicht en accreditatieEen andere factor is het vermogen om een actieve bijdrage te leveren aan regionale ontwikkelingen en speerpunten of demografische vraagstukken zoals bijvoorbeeld krimp (zie in deze Special het artikel We gaan samen voorop in de ontwikkeling van smart industry). Een sterke band met het werkveld, overheden en andere stakeholders in de omgeving komt de kwaliteit van het onderwijs ten goede en is een belangrijke sleutel voor het versterken van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. In de vorige Special bespraken we al de mogelijkheid van regionale accreditatie. We zijn van mening dat het werkveld bij elke vorm van kwaliteitstoezicht en accreditatie betrokken zou moeten zijn en niet alleen bij de start van een opleiding. Worden externe belanghebbenden regelmatig bevraagd op de aansluiting van de opleiding op de maatschappelijke vraag, dan dwingt dit ook hen - en dus niet alleen de opleiders - om dit belangrijke kwaliteitsaspect in beeld te houden.

    Een school zou een kennisinstelling moeten zijn

    met een integrale kennisagenda die op een aantal punten specifiek

    wordt ingezet voor de regio

    Integrale kennisagendaHogescholen worstelen met de ogenschijnlijke tegenstelling tussen de onderwijs- en de onderzoekagenda. Volgens ons zou een hogeschool vanuit haar rol als kennisinstelling primair met een integrale kennisagenda moeten werken: op welke (speerpunt)gebieden en op welke wijze draag je als organisatie bij aan de versterking van je maatschappelijke omgeving met kennis? Die kennisagenda werk je uit naar een agenda ten aanzien van het onderwijs, het onderzoek en overige vormen van kennisdeling. Een hogeschool heeft daarvoor een scala aan mogelijkheden in huis: afgestudeerden, studenten en medewerkers, onderzoek leidend tot nieuwe concepten, instrumenten, protocollen, handleidingen, na- en bijscholing, conferenties en allerlei andere vormen van dienstverlening. Dat denken vanuit de integraliteit van n agenda moet zich nog verder ontwikkelen. In het hbo kunnen naast studenten en afgestudeerden met name lectoraten een grote bijdrage leveren aan het innovatievermogen van het werkveld. Lectoren halen nieuwe vraagstukken binnen die ze kunnen beleggen in de organisatie.

    Praktijkgericht onderzoek verrijkt de aansluiting op het werkveldHet mbo staat met de aanstelling van practoraten voor een vergelijkbare uitdaging. Wij adviseren om practoren en lectoren met elkaar te verbinden om zo de aansluiting met het werkveld n de aansluiting tussen mbo en hbo te verrijken. Een groot voordeel is dat docenten in het mbo daardoor ook in een doorgaande leerlijn terechtkomen. Kleinere innovatieve bedrijven die buiten het bereik van een lectoraat zouden blijven krijgen zo bovendien een ingang om op verschillende niveaus en met nieuwe partners aan innovatie van producten, productiemethodes of -processen en diensten te werken. Daardoor bereik je een veel grotere groep bedrijven, blijft het mbo toekomstbestendig en worden mbo-studenten meer geprikkeld om door te stromen. Hobon heeft positieve ervaringen met deze vorm van aansluiting tussen mbo, hbo en werkveld. Zo hebben wij enkele jaren geleden in samenwerking met een bedrijfstak een lectoraat mechatronica helpen realiseren, met een kenniskring vanuit mbo en hbo.

    5De kracht van kennis.

  • Vergroot de innovatiekracht, creer regelruimteDe Inspectie van het Onderwijs wil aansluiten op de ontwikkelingen in het onderwijs en ruimte geven voor experimenten. Ons devies voor instellingen is: zoek die ruimte, er is meer mogelijk dan vaak gedacht wordt. Instellingsbesturen pakken themas als kwaliteitscultuur en innovatie op, maar zijn met het oog op de externe verantwoording vaak onwillekeurig nog gevangen in een regulerings- en controlereflex. Dat gaat ten koste van de gewenste innovatiekracht. Een op procesbeheersing en risicoreductie geschoeide organisatie zal moeite hebben om de gewenste innovatie- en experimenteerruimte op lagere niveaus te organiseren. Dit vereist een vaste koers van het instellingsbestuur die consequent wordt doorgevoerd en veronderstelt vertrouwen n de capaciteit bij het lagere management om een visie door te vertalen naar alle niveaus van de organisatie. Ruimte geven aan experimenten is n, maar teams moeten die ruimte ook oppakken. Ons advies is om eerst helderheid te krijgen over wat de organisatie in alle geledingen voor ogen staat met leven lang leren, dat te toetsen aan externe ontwikkelingen (in de regio, maar ook landelijk) en daar vervolgens een passend model bij te kiezen. Er zijn even zoveel uitwerkingen als passende organisatiemodellen.

    Van summatieve naar formatieve beoordeling van professionalsBuiten het reguliere onderwijs signaleren we nog een andere ontwikkeling op het gebied van leven lang leren. Doorgroei-mogelijkheden van werk/werkzoekend naar werk, informeel en non-formeel leren en het opdoen van interpersoonlijke competenties worden steeds belangrijker. De maatschappelijke focus ligt echter nog steeds op formeel leren als route naar een diploma. Daarmee doen we ons collectief tekort. Met het oog op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zou het accent bij EVCs (Erkenning van Verworven Competenties) moeten verschuiven van het bepalen van de competenties die iemand beheerst (summatief) naar vaststellen waartoe iemand in staat is (formatief). De laatste jaren is EVC in plaats van een arbeidsmarktinstrument te veel een onderwijsinstrument geworden. Hobon certificeert veel EVC-bureaus. Jaarlijks ronden een kleine 20.000 mensen een EVC-procedure af, maar in het bredere perspectief van EVC als arbeidsmarktinstrument zouden dat er honderdduizenden kunnen zijn.

    EVC biedt ruimte voor inbreng van informele en non-formele ervaringenIn 2015 waren we onder meer betrokken bij het organiseren van een gezamenlijke aanpak op dit gebied van bedrijven, overheid, onderwijs en overige partijen in Zuid-Limburg. Directe aanleiding was de geplande groei van VDL Nedcar met 2500 nieuwe medewerkers. Zowel de overheid als opleiders vertalen dit soort vraagstukken steevast naar oplossingen in de vorm van regulier onderwijs en diplomering. In Limburg is gekozen voor een andere benadering en zijn partijen betrokken die een bijdrage kunnen leveren aan het toerusten en arbeidsbekwaam maken van mensen via alle mogelijke manieren: via formeel -, non-formeel - en informeel leren; cursorisch, op de werkvloer, via vrijwilligerswerk, noem maar op. De overheid zou dat brede perspectief op leven lang leren moeten hanteren, maar bij welke brievenbus moeten we daarvoor zijn?

    Theezakjesmodel deeltijdonderwijs is achterhaaldWat het deeltijdonderwijs betreft moeten we helaas constateren dat het in Nederland vooralsnog ontbreekt aan een heldere, eenduidige visie. Deeltijdonderwijs is - althans in het hoger onderwijs - een afgeleide van het voltijdonderwijs. Dit theezakjesmodel is bij veel hogescholen niet langer houdbaar. Er vindt een verschuiving plaats in de doelgroep,van werkenden die al de nodige werkervaring hebben, naar uitvallers uit voltijdstudies en mbo-studenten die door willen leren. Tegelijkertijd wordt de groep die instroomt in voltijdopleidingen juist ouder. Hogescholen denken veel na over flexibilisering van het onderwijs, maar benaderen het deeltijdvraagstuk overwegend vanuit een aanbod gestuurde business to consumer-gedachte.

    Op het gebied van EVCs verschuift het accent van het

    bepalen van de competenties naar vaststellen waartoe iemand in

    staat is. Het overheidsbeleid blijft achter bij deze ontwikkeling

    De overheid zou een breed perspectief op leven lang

    leren moeten hanteren, maar bij welke brievenbus moeten we daarvoor zijn?

    6

  • 7De kracht van kennis.

    Flexibel onderwijs voor verschillende studententypenWe zien volop mogelijkheden voor instellingen om in samenwerking met het werkveld deeltijdopleidingen voor werknemers te organiseren, met andere verdienmodellen dan het huidige. Een andere potentile doelgroep vormen de zzpers. Deze categorie heeft een (latente) vraag naar persoonlijk onderwijs, is vaak matig georganiseerd en daardoor moeilijk bereikbaar. Een aantal beroepsgroepen, zoals veiligheidsdeskundigen, arbeidsdeskundigen en assessoren in het onderwijs, kent een scholingsverplichting om de beroepsstandaard op peil te houden. Dit biedt nieuwe aanknopingspunten voor de ontwikkeling van een goed afgestemd opleidingen- en cursusaanbod. Blijven deeltijdopleidingen aan voltijdopleidingen gekoppeld, dan blijft de volwaardige ontwikkeling van flexibel deeltijdonderwijs echter een heikel punt. Hoewel in diverse onderwijsagendas de wens tot flexibiliteit, maatwerk en mogelijkheden voor (deel)certificaten is geuit, lijkt het huidige beleid nog overwegend diploma gedreven, op basis van een voltijd opleidingsmodel. Voltijd- en deeltijdonderwijs leiden op tot dezelfde kwalificaties, terwijl sprake is van verschillende studententypen en verschillende markten. Wij pleiten voor een herontwerp van het systeem. Begin vanaf nul, bedenk een nieuwe structuur, geef de deeltijdopleiding een eigen profiel en stem het onderwijsaanbod af op verschillende doelgroepen.

    Begin vanaf nul, bedenk een nieuwe structuur, geef de

    deeltijdopleiding een volwaardige plek en stem het onderwijsaanbod af op verschillende doelgroepen

    Van links naar rechts: Fred de Bruijn, Pieter Huisman en Marvin Leerdam (adviseurs Hobon)

    Leven lang leren op microniveauTot slot willen we stilstaan bij de betekenis van leven lang leren op microniveau, op de werkvloer. De discussie over de skills van de toekomst komt vaak terug in onze adviespraktijk en loopt als een rode draad door deze Special. Lynda Gratton stelt in The Shift (2011) dat mensen zich moeten ontwikkelen van een shallow generalist naar een serial master; iemand die zijn of haar vakgebied beheerst (de master), maar tegelijkertijd in staat is om zijn of haar expertisegebied voortdurend aan te passen en te verleggen en daar originele ideen aan toe te voegen. In goed Nederlands hebben we daarvoor al de term multispecialist voorbij zien komen. Dat is waar de 21st century skills in onze visie op neer komen: een fundament van stevige vakinhoudelijke kennis in combinatie met vaardigheden en houdingsaspecten zoals kunnen reflecteren, onderzoeken, ondernemen en communiceren met andere mensen.

    Toekomstbestendig startpuntHet onderwijs heeft meerdere opties om invulling te geven aan toekomstbestendig onderwijs. De twee uitersten zijn maximaal flexibiliseren en een brede basisopleiding. De eerste optie betekent in onze opvatting dat de opleiding voortdurend aansluit bij de huidige vraag van bedrijven en branches. Het is een actuele tijdopname die echter met de tijd aan relevantie inboet. Bij de tweede optie leren studenten om hun kennis voortdurend toe te passen op nieuwe gebieden. Op de lange termijn is dit model ons inziens meer toekomstbestendig. Een mantra die steeds luider klinkt is dat we opleiden voor beroepen die er nog niet zijn. Beroepen verdwijnen en er zullen nieuwe beroepen bijkomen, maar de vraag is hoe groot dat percentage is. Bij de ontwikkeling van nieuwe bachelors of masters gaat het immers steeds minder om volstrekt nieuwe beroepen, maar vooral om nieuwe functiegebieden, in combinatie met of dwars door bestaande beroepen. Die zich vervolgens ook weer verder ontwikkelen. Een diploma sluit weliswaar een opleiding af, maar is slechts n station op de weg naar verdere ontwikkeling. Het is niet de eerste en steeds minder de laatste halte. Die omslag in denken moeten veel opleiders, studenten en werknemers overigens nog maken. De vraag is waar leven lang leren begint. Post-initieel, binnen het beroepsonderwijs of op de basisschool? Wat ons betreft kun je niet vroeg genoeg beginnen.

  • Monique Vogelzang, inspecteur-generaal van het OnderwijsFotograaf: Ren Verleg

    Er is heel veel mogelijk. Scholen zijn heel voorzichtig en dnken vaak dat iets niet kan

    8 De kracht van kennis.

  • 9De kracht van kennis.

    Het onderwijs verandert en het toezicht verandert mee. De Inspectie van het Onderwijs waarborgt de kwaliteit van het onderwijs en houdt toezicht op het stelsel. Deze taken worden steeds meer langs de lijn van stimulerend toezicht ingevuld. In pilots onderzoekt de inspectie momenteel hoe zij vanuit de rol van extern toezichthouder een bijdrage kan leveren aan de stelselmatige verbetering van het onderwijs. Hoe schakelt inspecteur generaal Monique Vogelzang met themas als leven lang leren, maatwerk, kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming?

    Door Pieter Huisman en Ursula Wopereis

    De Inspectie van het Onderwijs maakt de transitie van risicogericht naar stimulerend toezicht. In alle sectoren en op alle themas zijn experimenten gestart om het onderwijs te vernieuwen. Wat speelt er zoal?In het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo doen we bij scholen en instellingen pilots gedifferentieerd toezicht. Daarnaast experimenteren scholen op kleine schaal met maatwerktrajecten en examinering op verschillende niveaus. In het hoger onderwijs hebben we een andere rol, daar kijken we vooral naar de werking van het stelsel. Op dit moment zijn we betrokken bij drie verschillende experimenten: leeruitkomsten, accreditatie onvolledige opleidingen en de educatieve module. Doel van deze experimenten is om te kijken of meer flexibiliteit en vraaggerichtheid van het (deeltijd) onderwijs de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het hoger onderwijs voor volwassenen kan vergroten.

    Binnen het thema leven lang leren experimenteert zowel het bekostigde als het niet bekostigde hoger onderwijs met meer flexibiliteit aan de voorkant en maatwerk rond de leeruitkomsten, een soort modulair leren. Het experiment accreditatie van onvolledige opleidingen sluit hierop aan. Hierbij kijkt de NVAO of accreditatie kan worden verleend aan deeltijdopleidingen bij private opleidingen. Tenslotte wordt bij experimenten rond de educatieve minor gekeken of door educatieve modules nieuwe doelgroepen voor het leraarschap in het voortgezet onderwijs kiezen en meer academici worden opgeleid tot leraar in het voortgezet onderwijs. Bij al die ontwikkelingen zijn wij als toezichthouder vanaf het begin betrokken bij de inrichting. We kijken of de uitvoering aansluit bij de wet- en regelgeving en of het eindresultaat in de praktijk voldoet aan de beoogde kwaliteit. Daar tussenin is heel veel mogelijk. Daar bestaat nog wel eens verwarring over. Scholen zijn heel voorzichtig en dnken vaak dat iets niet kan.

    INTERVIEW MET MONIQUE VOGELZANG

    Scholen moeten continu blijven werken aan verbetering van het onderwijs

  • De inspectie is aan de voorkant betrokken bij de inrichting van nieuwe systemen en monitort de ontwikkelingen. Hoe verloopt dat proces?We zijn de ogen en oren van de minister in het veld. We geven onze ervaringen terug aan het departement. Op deze manier zijn we betrokken bij het ontwikkelen van het beleid. Nieuwe experimenten of evaluaties worden vaak in beleidsbrieven van de bewindspersonen aangekondigd. Vervolgens denken we mee over de inrichting. Het is belangrijk om al in een vroeg stadium te doordenken wat de consequenties van bijvoorbeeld een experiment zijn voor het veld en voor het toezicht en vooraf duidelijk af te spreken wat we willen dat het experiment oplevert, tegen welke beperkingen we mogelijk aanlopen en of het resultaat uiteindelijk ook een definitieve plek in de wet- en regelgeving kan krijgen. Verder spelen we vaak een rol in de monitoring of evaluatie van trajecten. We verrichten weliswaar geen beleidsevaluaties, maar kijken wel breed naar de kwaliteit-, uitvoering- en toezichtaspecten en adviseren het departement daarover. Wat werkt wel in de praktijk, wat niet? En: wat kunnen we daarvan leren?

    Verschuift het toezicht meer naar de voorkant?Dat gesprek gaan we nadrukkelijk steeds meer aan. We geven aan of ideen of plannen binnen de wet- en regelgeving passen en geven een beeld van hoe we daar vanuit het toezicht naar kijken - maar we keuren nooit vooraf goed. Dat blijft altijd een spanningsveld. Het is de verantwoordelijkheid van het instellingsbestuur om er uiteindelijk voor te zorgen dat het resultaat in de praktijk van voldoende kwaliteit is. We willen in alle lagen van de organisatie terugzien hoe de sturing op kwaliteit is. Daar beoordelen we zowel besturen als instellingen op. Met name in het mbo zien we nu dat het onderwijsproces verbetert en de onderwijskwaliteit toeneemt bij die instellingen die de kwaliteitszorg en borging goed in de vingers hebben, daarvan leren en zichzelf verbeteren. Organisaties waarvan het bestuur niet weet wat er in de onderwijspraktijk van hun instellingen gebeurt lopen een risico.

    Waar zie je de spannendste experimenten? De spannendste experimenten vinden met name plaats rond overgangen, bijvoorbeeld tussen het voortgezet onderwijs en het mbo. In het mbo ontstaan stimulerende samenwerkingsrelaties tussen onderwijs en bedrijfsleven. We zien wel dat de verantwoordelijkheid ten aanzien van de kwaliteit en de begeleiding in het bedrijf zwaar weegt. Is wat de studenten leren op niveau, spoort het met waar ze uiteindelijk op gexamineerd moeten worden, voldoet het examen? Het is een ingewikkelde klus om dat goed te organiseren en vervolgens ook te toetsen. De eerste reflex van instellingen is dan om alles in detail vast te leggen, uit voorzorg voor de inspectie. Maar dat hoeft van ons niet. De instelling moet zich kunnen verantwoorden, zeker, maar heeft het zelf in de hand om de administratieve druk te beperken.

    Het toezicht geeft docenten en docententeams een prominentere positie.We nemen sowieso altijd alle geledingen mee en praten bijvoorbeeld ook met docenten en studenten om te kijken of de visie en uitwerking door de hele organisatie gedragen worden. In het mbo lag de focus op het niveau van de instelling en individuele opleidingen, daar hebben we het teamniveau aan toegevoegd. Daardoor kunnen we nu meer uitspraken doen over een bredere set van opleidingen en meer maatwerk leveren. We laten bijvoorbeeld een team hun werkwijze presenteren en nemen dat mee in onze onderzoeken. We proberen om alle betrokkenen bij de feedbackgesprekken aanwezig te laten zijn, zodat we kunnen checken of onze waarneming overeen komt met het beeld dat de teams zelf hebben. We zien dat instellingen echt proberen om verantwoordelijkheden lager in de organisatie te beleggen en docenten stimuleren om actief na te denken en het gesprek te voeren over de vraag waar het onderwijs aan zou moeten voldoen. De ene school is daarin verder dan de andere.

    We geven aan of ideen of plannen voor vernieuwing

    wet- en regelgeving proof zijn. Maar we keuren nooit

    vooraf goed

    De eerste reflex van scholen is om alles in detail vast

    te leggen, voor de inspectie. Dat hoeft van ons niet

    De inspectie doet geen beleidsevaluaties, we kijken breed naar de kwaliteit-, uitvoering- en toezichtaspecten. Wat werkt wel in de praktijk, wat niet? En wat

    kunnen we daarvan leren?

    10 De kracht van kennis.

  • Je noemt het bieden van maatwerk aan teams. Een ander aspect van maatwerk is onderwijs op afstand. Als digitaal werken een wezenlijk onderdeel is van het denken en werken aan de kwaliteit van het onderwijs, kan het een enorme aanwinst zijn. Wij volgen de ontwikkelingen en verwerken bruikbare elementen in het beleid. Het hoger onderwijs experimenteert met MOOCs. Dat gebeurt meestal buiten de geprogrammeerde collegecyclus en heeft vaak als doel om meer buitenlandse studenten te laten aansluiten. Dat is wat anders dan een integrale benadering voor vernieuwing van het onderwijs. Een heel mooi voorbeeld van leren op afstand is de rijdende school, die tijdens de zomermaanden gedigitaliseerd en volledige gepersonaliseerd onderwijs op afstand biedt aan circus- en kermiskinderen. Daar kunnen andere scholen nog van leren. Met name in krimpgebieden worden scholen nu gedwongen om het onderwijs op een andere manier te organiseren. Dat vraagt de nodige creativiteit. Er kan heel veel, maar soms lopen we tegen drempels in de wet- en regelgeving aan. Dat geven we dan terug aan het departement. Sommige situaties passen niet in de wet, daar moet je dus afspraken over maken.

    Helpt het stimulerend toezicht daarbij?Risicogericht toezicht is zeer effectief gebleken om het onderwijs dat onder de basiskwaliteit presteert snel en stapsgewijs te verbeteren. Maar verbetering in scholen boven de basiskwaliteit is lastig. In De Staat van het Onderwijs hebben we geconstateerd dat scholen vaak stagneren zodra ze op dat basisniveau zitten. Ze missen blijkbaar de intrinsieke motivatie om te blijven verbeteren. Stimulerend toezicht is n manier om prikkels te geven. Het mag niet d manier worden. Ik vind het heel belangrijk dat iedere instelling vanuit zijn eigen rol de verdere verbetering en vernieuwing van het onderwijs in gang zet. De verdere professionalisering in de onderwijssectoren moet zodanig worden ingericht dat het toezicht de excessen eruit haalt en zorgt dat scholen continu blijven werken aan verbetering, ook als ze voldoen aan de basiskwaliteit. Ik zie overigens heel mooie voorbeelden van kwaliteitsverbetering, zoals het Kwaliteitsnetwerk in het mbo, waar collegas bij elkaar kijken en uitproberen wat wel of juist niet werkt en goede voorbeelden met elkaar delen. Gebruik elkaar n de inspectie om beter te worden.

    Het toezicht haalt de excessen eruit en zorgt dat scholen

    continu blijven werken aan verbetering - ook al voldoen

    ze aan de basiskwaliteit

    Het onderwijs stoeit met het thema socialisering en soft skills. Scholen willen niet alleen op leeropbrengst worden afgerekend.Daarom hebben we onze waarderingskaders verbreed. Scholen bepalen zelf hoe ze sociale kwaliteiten in kaart willen brengen, het proces inrichten, dat SMART maken en de ontwikkeling van leerlingen volgen en meten. We proberen daar zo goed mogelijk op aan te sluiten. Zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs zijn we bezig met pilots rond sociale kwaliteit. Hoe ga je met soft skills om? Hoe maak je die elementen zichtbaar en geef je ze vorm zodat je er uitspraken over kunt doen? Dat doen we in nauwe samenwerking met onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam, waar Anne Bert Dijkstra de leerstoel toezicht & socialisatie, scholen en onderwijsbestel bekleedt. We zijn er eerlijk gezegd nog niet helemaal uit, maar vinden het een belangrijk thema om verder uit te diepen.

    11

  • Paul Rullmann is een ervaren onderwijsbestuurder. Hij is momenteel onder meer voorzitter van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO), van SURF, de ICT-samenwerkingsorganisatie van het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek, en lid van de raad van toezicht van ROC Nova College. Volgens Rullmann heeft het Nederlands onderwijs veel oog voor competentieontwikkeling en socialisatie, maar verdient de snel toenemende digitalisering veel meer aandacht.

    INTERVIEW MET PAUL RULLMANN

    Competenties, socialisatie en digitalisering bepalen de toekomstbestendigheid van het onderwijsDoor Fred de Bruijn, Frank Hendriks en Ursula Wopereis

    Wanneer is onderwijs toekomstgericht?Ik zie drie elementen die de toekomstbestendigheid bepalen. Ten eerste moeten studenten zich de disciplinaire elementen, de kennis en vaardigheden, dus de competenties van een vakgebied of domein, eigen maken. Op de tweede plaats komt alles wat te maken heeft met de socialisatiefunctie van het onderwijs: normen en waarden, attitude en cultuur. Competenties kun je grotendeels uit een boek leren. Voor socialisatie - dat ook samenwerken impliceert - heb je andere mensen nodig. Ten derde is de digitalisering van belang. Die bepaalt hoe en wanneer we met elkaar omgaan, de snelheid waarmee we informatie aan elkaar geven en de wijze waarop we de hele samenleving reguleren. Er zijn nu al meer apparaten dan mensen die aan internet vastzitten en daarop reageren. The internet of things komt op ons af.

    Je was vicevoorzitter van de TU Delft. Je opvolger Anka Mulder zei in de vorige Hobon Special: we leiden de student van heden op met de kennis van het verleden voor de toekomst die we niet kennen."Je vertrekt vanuit het heden en probeert met medeneming van de hele klassieke erfenis zo ver mogelijk vooruit te denken. Maar je kunt de toekomst niet voorzien. Daar hoef je ook niet ingewikkeld over te doen. We reageren traag. De eerste auto was een paardentram met een stuur en een motor erop. De techniek kan misschien wel meer, maar ons verandervermogen is heel beperkt. Mensen zijn heel conservatieve dieren.

    Verschuift het aandeel van de drie elementen onderling, of ligt de verhouding vast? Ik heb jaren in Delft gewerkt. Studenten werken zo hard dat de socialisatie er een beetje bij inschiet. Daarvoor gaan ze s avonds naar de vereniging. Waarom gebeurt dat niet op de universiteit? Omdat iedereen er heilig van overtuigd is dat een ingenieur heel veel moet weten wil hij of zij een brug bouwen die blijft staan. Dat kost veel tijd. Kennisoverdracht en socialisatie zouden wat meer in balans mogen zijn. Veel TU-opleidingen hanteren het spijkermodel. Studenten kiezen met hun opleiding eigenlijk meteen al een specialisatie en gaan onderweg pas associren en verbreden. Studenten techniek aan een hogeschool daarentegen krijgen een brede basis en specialiseren zich pas later in de opleiding. Welk model beter is? Daar heb ik geen antwoord op. Zolang de student gemotiveerd is leveren beide wegen goede resultaten op.

    Leven lang leren komt in Nederland niet goed van

    de grond. Dat heeft te maken met de ordening van de

    samenleving. De toevloed van zzpers en flexwerkers zal leven

    lang leren stimuleren

    12 De kracht van kennis.

  • Het is belangrijker dat de adrenaline stroomt,

    dan dat een student alles volgens het boekje leert

    Paul Rullmann, voorzitter Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO), Surf, de ICT-samenwerkingsorganisatie van het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek en lid raad van toezicht ROC Nova CollegeFotograaf: Sam Rentmeester

    13De kracht van kennis.

  • In onze praktijk merken we hoeveel moeite docenten in het beroepsonderwijs soms hebben om aansluiting te houden bij de veranderde competenties, cultuur en ICT-vaardigheid van studenten. Maar die aansluiting is wel heel belangrijk om tot effectief onderwijs te komen. Omdat het zo snel gaat moet een docent zich blijven informeren over technische ontwikkelingen. Leraren zouden op de lerarenopleiding of op de Pabo in alle drie de elementen - competenties, socialisatie, digitalisering - gevormd moeten worden, zodat ze bij zijn als ze de arbeidsmarkt opgaan. Iedereen moet digitaal. Niet alleen met tekst op scherm, maar ook met videocolleges, presentaties, vraag en antwoord, MOOCs, enzovoort. De TU Delft bijvoorbeeld heeft daar vol op ingezet, op vrijwillige basis. Als docenten eenmaal over de drempel zijn gaat het snel. Voor een nieuwe MOOC moeten docenten een plan voorleggen. Van de vele inzendingen worden er slechts een paar gerealiseerd, dus dat plan moet goed zijn. Iedere MOOC is tenslotte een wereldwijd visitekaartje van de universiteit. Docenten die MOOCs opnemen en regisseren worden zelfbewuster, ogen fris en leren de stof te presenteren in blokjes van tien minuten met een cliffhanger aan het eind. Het is leuk om te doen en geeft het onderwijs een enorme kwaliteitsimpuls.

    Wat vind je van de roep van minister Bussemaker om 21st century skills, ondernemerschap en competente rebellen?Prima, maar voor dat rebelse gedrag hoef je weinig te doen, dat dient zich steeds meer vanzelf aan. Voor competente rebellie moet je meer doen. Bij voorkeur in een leven lang leren traject. Dat dat in Nederland niet goed van de grond komt heeft te maken met de ordening van onze samenleving, in vaste banen voor de meeste mensen. Heeft iemand een vast contract, dan wordt er nauwelijks op gelet of iemand nog leert. De Nederlandse samenleving wijst nu steeds meer het individu zelf aan als motor van zijn eigen voortbestaan. De toevloed van zzpers en flexwerkers zal leven lang leren stimuleren. Mensen moeten zich scherper profileren. Daardoor neemt de behoefte aan nieuwe kennis, maar ook aan ondernemerschap en rebels gedrag toe. Het onderwijs moet daar rekening mee houden.

    Is de trend om onderwijsprogrammas meer te individualiseren en te flexibiliseren een uitvloeisel van of een anticipatie op die veranderende situatie?Dat is een anticipatie en die wordt mogelijk gemaakt door de techniek. Ik ben een voorstander van online leren en MOOCs, maar het zijn geen wondermiddelen. De dynamiek van het leren met andere studenten en docenten levert veel meer op dan wanneer je alles alleen achter je beeldscherm doet. Dat is weer dat socialisatieaspect. Het staat echter buiten kijf dat door de technische ontwikkelingen het hele onderwijssysteem verandert. Wie met de computer werkt bouwt een persoonlijk kennissysteem op, dat weet met wie je contact hebt, alles registreert wat je doet en reageert op je acties en voorkeuren. Gepersonaliseerd en adaptief leren neemt alleen maar toe. De docent speelt nog steeds een rol, maar heel veel informatie en leeradvies komt van buiten, uit the cloud.

    Ik vind het zorgwekkend dat studenten al op jonge leeftijd

    afstuderen als manager. Dat veronderstelt een zekere

    volwassenheid die je eerst moet verwerven op basis van

    vakkennis en ervaring

    14

  • Bildung staat volop in de belangstelling. Hoe zie jij dat?De aandacht voor Bildung is van alle tijden. Dat het uitgerekend nu een onderwerp van gesprek is komt omdat men bang is dat het ondersneeuwt door de basiskennis, de digitalisering, of het rendementsdenken. Ik zie het meer als een sociologisch vraagstuk dan als een onderwijskundig fenomeen. Net als 21st century skills, ondernemerschap, rebelsheid. Dat zijn actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom komen ze ook in het onderwijs terecht.

    Je bent voorzitter van de raad van toezicht van ROC Nova College. Zie je in het mbo vergelijkbare ontwikkelingen?Door de enorme heterogeniteit is het mbo de meest uitdagende onderwijsomgeving. Docenten zijn over het algemeen goed thuis in de manier van denken van en de communicatie met leerlingen. Het aantal beroepskwalificatiedossiers is afgenomen van 400 naar 160, maar dat is nog steeds heel erg veel. De opleidingen zijn nog te sterk uitgelijnd. Waar het om gaat is dat je een heel gevarieerde populatie naar een behoorlijk kwaliteitsniveau wilt brengen. Hoe hou je ze er allemaal bij?

    Gepersonaliseerd onderwijs is meer en anders dan opleidingen in modulen opknippen en op maat aanbieden. Is verbinding maken met studenten de belangrijkste voorwaarde?Het Nova College heeft als mission statement Excelleren in betrokkenheid, dat vind ik een heel mooie vondst die belooft dat je het beste uit mensen haalt. De kernrol voor het onderwijs voor de komende jaren is het verbinden en iemand op zijn plek houden. Studenten willen gekend worden, persoonlijk aangesproken worden, weten dat ze onderdeel zijn van een groep in plaats van een nummer. Dat is een belangrijke voorwaarde om goed te kunnen leren en in dat proces heeft de docent een cruciale rol. Docenten moeten gecoacht worden om die sociale kant te versterken. Juist omdat de digitalisering zo op het individu ingrijpt heb je een fundament nodig waardoor je staande blijft in de samenleving, als betrokken burger, samen met anderen.

    De kernrol voor het onderwijs voor de komende jaren is het verbinden en iemand op zijn

    plek houden. Docenten moeten gecoacht worden om die sociale

    kant te versterken

    Het Nederlandse onderwijsbestel wordt sterk gestructureerd met regels, richtlijnen en protocollen. Die ondermijnen mogelijk de professionele ruimte en pedagogisch-didactische autonomie van de docent. Moeten leraren meer ruimte krijgen om zelf de dagbesteding in te vullen?Daar ben ik helemaal voor. Misschien loopt een team docenten dat het vak volgens eigen inzicht geeft een beetje buiten de paden, maar dat werkt beter dan star vasthouden aan een curriculum en alle mogelijke richtlijnen. Leerdoelen kun je op allerlei manieren realiseren. Het is belangrijker dat de adrenaline stroomt, dan dat een student alles volgens het boekje leert. De vraag is wel: hoe behoud je de samenhang als je de docent zijn gang laat gaan? Die verantwoordelijkheid ligt niet bij n docent, maar uitdrukkelijk bij het hele team, dat gezamenlijk het kwaliteitsniveau bewaakt. Als je vindt dat docenten meer verantwoordelijkheid moeten krijgen, moet je zorgen voor een goed kwaliteitssysteem. Ik ben dan ook groot voorstander van het docentenregister. Zon register geeft inzicht in de ervaring en bijscholingsactiviteiten en impliceert dat mensen elkaar aanspreken op hun professionaliteit. Dan moet het register wel in handen zijn van de beroepsgroep zelf.

    In tegenstelling tot het mbo, waar veel beroepen nauw omschreven zijn, worden de beroepen in het hbo en wo meer flude. Met een brede techniekopleiding kun je innovator worden, in het management terecht komen of adviseur worden. Het is voor een opleiding een hele kunst om aansluiting te vinden op de waaier aan beroepsmogelijkheden.Ook mensen met een gerichte opleiding kunnen uiteindelijk in het management terechtkomen. De opleiding is maar een klein stukje van de beroepscarrire. Je hoeft mensen niet toe te rusten op alle niveaus van acteren, managementskills kun je ook later toevoegen. Ik vind het zorgwekkender dat studenten al op jonge leeftijd afstuderen als manager. Dat veronderstelt een zekere volwassenheid die je eerst moet verwerven op basis van vakkennis en ervaring.

    Het docentenregister geeft inzicht in de ervaring en

    bijscholingsactiviteiten en impliceert dat docenten

    elkaar aanspreken op hun professionaliteit

    15De kracht van kennis.

  • Binnen het denken over toekomstgericht opleiden zien we aan de ene kant van het spectrum een groep die hamert op vakkennis, inhoud, de gereedschapskist, klassieke waarden en vaste teams. Daar tegenover staat een groep die de nadruk legt op de vorming van persoonlijke eigenschappen en 21st century skills, vlottende personeelsbestanden en de toename aan crossover functies. Waar sta jij in dat spectrum?Ik neig meer naar de vormende en minder naar de vakinhoudelijke kant. Jongeren die net van het voortgezet onderwijs of het mbo komen zitten in een leeftijd waarin ze zichzelf en de wereld ontdekken en zich gaan ontplooien. Voor hen moet het hbo vooral gericht zijn op Bildung, op persoonlijkheidsvorming en informatievaardigheden. Maar er bestaan geen skills zonder context, inhoudelijke vakkennis is absoluut noodzakelijk om die vaardigheden te leren. De inhoud gebruik je om de juiste beroepshouding en een startpositie mee te geven. Daarna werken ze veertig jaar en in die tijd leren ze het meest. Het leren houdt nooit op. De tegenstelling die je noemt is eigenlijk een vals dilemma. Het is altijd en/en. Voor de oudere leeftijdscategorie is dat anders. Die heeft al werkervaring en wil de inhoudelijke kennis uitbreiden om een volgende carrirestap te zetten. Dat vind ik een wezenlijk onderscheid.

    Een brede bachelor maakt het onderwijs flexibeler en

    vergroot de programmeervrijheid in het curriculum

    Hoezo voorbereiden op een onzekere toekomst? We zitten er al middenin!Stichting HBO-I zet zich met gezamenlijke activiteiten en producten in voor samenwerking, kennisuitwisseling en informatieoverdracht tussen informaticaopleidingen. En van die producten is de domeinbeschrijving Bachelor of ICT. Miranda Valkenburg, voorzitter van de koepelorganisatie en onderwijsmanager Informatica en Technische Informatica aan de Hogeschool Rotterdam, ziet de toekomst vol vertrouwen tegemoet.

    Door Willem van Raaijen, Danille de Koning en Ursula Wopereis

    INTERVIEW MET MIRANDA VALKENBURG

    16 De kracht van kennis.

  • Miranda Valkenburg, voorzitter Stichting HBO-I en onderwijsmanager Informatica en Technische Informatica Hogeschool Rotterdam

    De basis van ICT verandert niet wezenlijk. Wat wel verandert is de invloed

    van ICT op de samenleving

    Je legt de nadruk op Bildung. Maar is ICT niet bij uitstek een vakgebied van razendsnelle inhoudelijke ontwikkelingen?Ja en nee. De basis verandert niet wezenlijk. Bij Technische Informatica zit wiskunde stevig verankerd in het curriculum. Die principes zijn in tweeduizend jaar niet veranderd. De snelle ontwikkelingen zitten vooral in de toepassing, de uitwerking en het gebruik. Overigens is niet elke innovatie een chte innovatie. Twitter bijvoorbeeld maakt gebruik van oude technologien die op een andere manier aan elkaar geknoopt worden. De invloed van ICT op de samenleving, van hoe mensen communiceren en hoe jongeren zich ontwikkelen, dt verandert wel wezenlijk.

    Je stipt aan dat mensen een leven lang leren. Dat geldt niet alleen voor studenten, maar ook voor docenten, de professionals. Docenten zitten ergens in die veertig jaar en moeten zich ook blijven ontwikkelen. Leven lang leren is al decennia relevant, als je niet beweegt sta je stil en verdwijn je een beetje in de marge. Maar bij docenten denk ik toch vooral aan Bildung & Begeisterung. Dat is de kern. Voor een docent zijn twee eigenschappen onontbeerlijk: passie voor het vak en liefde voor de student. Alleen als je zelf die passie hebt kun je die overdragen aan studenten. En je moet een beetje van jonge mensen houden. Dit is zon magische leeftijd. Natuurlijk zijn er uitdagingen - zoals gebrek aan motivatie - maar als je ze weet te raken heb je goud in handen. Het management moet niet te veel organiseren, maar vooral faciliteren en gelegenheid scheppen. Zodat het ook echt daar kan gebeuren waar het om gaat: in de klas, tussen docenten en studenten.

    Hoe leggen jullie vanuit de ICT-opleidingen de link met het werkveld? We werken intensief samen, in mijn domein al vanaf dag 1. Bedrijven participeren in studentenprojecten, door bijvoorbeeld een gastcollege te geven of als opdrachtgever. Regionale bedrijvigheid en industrie bepalen vaak de context. Hier in Rotterdam richten we ons logischerwijs op de haven. Eindhoven heeft de hightech campus en Groningen het gas. In opleidingen, op competentieniveau en zelfs op vakkennisniveau zijn de opleidingen in wezen inwisselbaar. Elke opleiding die is aangesloten bij HBO-I besteedt aandacht aan crossovers.

    In de kern gaat het om Bildung & Begeisterung

    17De kracht van kennis.

  • Een paar jaar geleden popten overal afstudeerrichtingen gamedesign op. Welke contextuele ontwikkelingen zie je de komende vijf tot tien jaar? Gamedesign is een voorbeeld van een ICT-opleiding in een nieuwe context, waaruit een nieuwe specialisatie is ontstaan. Een echt nieuwe en uitdagende ontwikkeling is de connectiviteit, de interoperabiliteit, de communicatie tussen allerlei verschillende systemen, the internet of things. Hoe zich dat ontwikkelt en wat de implicaties zijn kunnen we nu nog niet overzien.

    Hoe anticipeer je op die toekomstige ontwikkeling? Hoe richt je de opleiding in? Hoe bereid je studenten voor op een toekomst die nu nog ongewis is? De vraag is of we daar zo krampachtig over na moeten denken. Voorbereiden op een onzekere toekomst? We zitten er al middenin! Het gebeurt gewoon en ik vind het enorm spannend om mee te maken. Vanzelfsprekend houden we de beroepsontwikkelingen in de gaten, maar we springen niet in op iedere hype. Het is belangrijk om studenten een stevige basis mee te geven. Studenten moeten bijvoorbeeld leren programmeren, maar welke programmeertaal dat is, is minder relevant. Als je n taal goed beheerst kun je snel een andere leren. Natuurlijk moet je de lusjes, haakjes en codes kennen, maar je moet vooral kunnen puzzelen, analyseren en abstraheren. Je moet een bepaalde beroepshouding hebben en de juiste vragen kunnen stellen aan een opdrachtgever om te achterhalen wat de klant precies wil. Je moet dus ook goed kunnen communiceren. In die basisvorming zitten wel inhoudelijke verschuivingen, maar dat gaat minder hard dan vaak wordt geroepen. We bieden een basis aan en passen de context aan, met nieuwe bedrijven en projecten. Maar we vernieuwen niet elk jaar ons curriculum.

    Je kunt heel krampachtig proberen studenten voor te bereiden op onontgonnen terrein door van alles in dat rugzakje te stoppen. Maar eigenlijk ontwikkelen ze zich gedurende hun hele studie en pikken ze waarschijnlijk sneller dingen op dan wij. Studenten komen niet binnen als een onbeschreven blad. Ze hebben er al 17, 18 jaar op zitten, dat moet je ook niet uitvlakken. Zelf kwam ik midden jaren tachtig van school. Dat was een periode met hoge werkeloosheid en een heel somber perspectief. Veel van mijn generatiegenoten gingen maar studeren wat ze leuk vonden, want er was toch geen werk. Maar we studeerden en ontplooiden ons wel. Hoezo lost generation? Er werd een groot beroep gedaan op onze creativiteit, we hebben nieuwe wegen gezocht en op die manier zin en invulling gegeven aan wat we doen. De situatie is niet helemaal vergelijkbaar, maar dit gebeurt voor een deel nu weer. De toekomst is altijd onzeker.

    De toekomst is altijd onzeker. De vraag is of we daar zo krampachtig over na

    moeten denken

    Net als in de jaren tachtig wordt ook in het huidige tijdsbestek veel waarde gehecht aan creativiteit, ontwikkeling en ondernemerschap. Wat doen jullie om studenten hierin te stimuleren?Om op een creatieve manier oplossingen te zoeken heb je de input van anderen nodig, vooral van mensen die niet op jou lijken en een ander referentiekader en een eigen waarheid hebben. Samenwerken en diversiteit zijn heel erg belangrijk. Voor studenten, maar ook binnen teams en in het bedrijfsleven. Zo kom je op nieuwe ideen en ongebaande paden. Binnen het HBO-I hebben we het erover gehad hoe je dat moet aanpakken. Dat is wel een worsteling. Ik geloof erg in rijke leeromgevingen. Je leert het meest van open opdrachten, waarin niemand van tevoren weet wat er uiteindelijk uitkomt en docent en student samen optrekken. Dat is spannend, ook voor docenten, maar het gebeurt daar waar het knettert en schuurt. Het lastige is soms dat je het ook moet vastleggen. Je moet voldoen aan de eisen ten aanzien van accreditatie, leerdoelen en toetscriteria. Hoe houd je het open en tegelijkertijd concreet genoeg om studenten te beoordelen? Geef studenten een opdracht, zorg voor heldere kaders en maak dat ze er niet aan ontkomen om creatief en ondernemend met die opdracht bezig te zijn.

    HBO-I is gestart met de ontwikkeling van de brede bachelor en de T-shaped professional. Die zie je nu ook bij techniek. Bereidt een brede bachelor studenten beter voor op de beroepspraktijk? Ik vind het vooral een organisatorische verbetering. Een brede bachelor maakt het onderwijs flexibeler en maakt het mogelijk om beter in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en contexten. Dat vergroot de programmeervrijheid in het curriculum. Dat is een grote pr van brede bachelorgraden. Het CROHO-systeem en de verplichte doelmatigheidsprocedure bij elke vernieuwing halen die flexibiliteit eruit en dwingen vaak tot smalte. We willen niet vermoeid worden met dikke rapporten. We willen onderwijs geven!

    18 De kracht van kennis.

  • 19De kracht van kennis.

    Samenwerken. Dat is het eerste wat bij Kees Heek opkomt als hij denkt aan toekomstgericht opleiden. Scholen en bedrijven moeten structureel met elkaar communiceren. Bedrijven moeten aangeven wat ze echt belangrijk vinden in een werknemer, maar ook nadrukkelijk de ruimte geven aan scholen, docenten en leerlingen. Je zou een gezamenlijk opleidingsplan moeten ontwikkelen en scholen en bedrijven meer in elkaar moeten laten schuiven. Sommige docenten komen veel te weinig in het bedrijfsleven. De BIK heeft een onderwijsparagraaf in het beleid, de wil is er. Het vmbo, de BIK, twee regionale mbos en de gemeente Barneveld hebben zich gezamenlijk uitgesproken voor de uitbreiding van het mbo-onderwijs. Dan heb je al drie partners op n lijn. Volgens mij gaat het om vier Os: ouders, onderwijs, ondernemers en overheid, vult Henk van Esch aan. Onderwijs is een gedeelde verantwoordelijkheid, waarvoor ouders gezag verlenen aan de leerkracht en de leerkracht de ruimte geven zijn of haar werk te doen. Voor een maximaal effect moet je ouders bij de opleiding betrekken en hen medeverantwoordelijk maken.

    De basis is wederzijds vertrouwenDe wijze waarop De Meerwaarde, een van de grootste vmbo-scholen van Nederland, en het bedrijfsleven in Barneveld samen optrekken is een best practice voor inspirerende samenwerking. Kees Heek, bestuursvoorzitter van De Meerwaarde en Henk van Esch, bestuurslid van de Barneveldse Industrile Kring (BIK) zijn het roerend met elkaar eens: opleiden moet je samen doen.

    Door Marvin Leerdam en Ursula Wopereis

    INTERVIEW MET KEES HEEK EN HENK VAN ESCH

    Het onderwijs is niet de enige plek om de pedagogische rol uit

    te voeren. Op tijd komen, je werk afmaken en samenwerken leer je

    misschien beter in een bedrijf

  • Oudercontacten 3.0De docent centraal en ouders betrekken, hoe pakt De Meerwaarde dit aan? We gaan in klas 1 op huisbezoek en stimuleren de teams om regelmatig samen met de leerling en ouders rond de tafel te gaan. Onderzoek wijst uit dat dat tot betere resultaten leidt, legt Heek uit. Sommige ouders hebben genoeg aan een tienminutengesprek, bij anderen is frequenter contact wenselijk. Daarom wil de Meerwaarde toe naar oudercontacten 3.0, met meer maatwerk. Dat is een investering in tijd, maar levert ook veel op; naast meer begrip en een betere verstandhouding krijgen ouders ook een beter beeld van wat techniek op school en in bedrijven inhoudt. Dat is hard nodig, denkt Heek. Het beeld overheerst dat je van techniek vieze handen krijgt. En benadrukken waar we goed in zijn zit niet in onze cultuur. We hebben op school de discussie aangezwengeld hoe je dit zou kunnen veranderen. De Meerwaarde richtte op de website een Wall of Fame in, met voorbeelden van leerlingen die prijzen winnen, bijvoorbeeld met metselen of lassen. En we hebben De Meerwaardes Got Talent prijs. Je moet vakmanschap een podium geven.

    Cyclisch opleidenHoe kan het bedrijfsleven mensen motiveren om techniek te studeren? Ook dat moet je samen met de ouders en het onderwijs doen, vindt Van Esch, in het dagelijks leven algemeen directeur van drukkerij en uitgever Koninklijke BDU. Open dagen trekken veel ouders en kinderen. Laat schoolverlaters eerst een tijd in het bedrijf meelopen om praktische ervaring op te doen, is zijn advies. Organiseer vervolgens een opleidingstraject op maat, waarbij een leermeester in het bedrijf samen met een docent de theorie aanpakt. In kleine klasjes. Alles kunnen opzoeken, vinden en interpreteren via internet is hartstikke mooi, maar feitenkennis blijft belangrijk, vindt Van Esch. En daarnaast mentale weerbaarheid, performance, attitude. De wereld verandert snel en de levenscyclus van beroepen wordt korter, dus je moet je blijven ontwikkelen om aantrekkelijk te blijven voor de arbeidsmarkt. Dat zou ingebed moeten zijn in het onderwijs. En het bedrijfsleven zou meer cyclisch moeten opleiden.

    OpleidingspoolEen regionale verzekeringspool voor continue scholing, zoals in de bouw bestaat, zou daarbij uitkomst kunnen bieden. Dat is een gezamenlijk belang, dat de plaatselijke overheid als direct belanghebbende kan faciliteren, denkt Heek. De gemeente Barneveld heeft bijvoorbeeld een pand beschikbaar gesteld voor de mbo-opleidingen die we hier willen starten. Daar waren andere plannen voor.

    Het bedrijfsleven moet meer cyclisch opleiden

    Gezamenlijke koersVerandert de rol van de plaatselijke overheid en het lokale krachtenveld? Volgens Van Esch neemt de betrokkenheid toe en verbetert de onderlinge communicatie. De BIK zit elke twee maanden met het voltallige college van B&W aan tafel, we spreken elkaar over en weer aan op bepaalde zaken. Ook dan zie je weer dat bekend bemind maakt. De BIK verbindt zich ook met andere bedrijfsverenigingen in de regio. Het gaat niet om macht, maar om invloed, benadrukt Van Esch. Ieder heeft zijn eigen belang, maar er zijn ook zaken die elkaar raken en verenigingsoverschrijdend zijn. Het is de kunst om een voorstel niet te verdedigen, maar op tafel te leggen, mensen erop te laten schieten en dan de gezamenlijke koers te bepalen. Daar moet je je voor openstellen.

    FoodValleyHet bedrijfsleven in de regio weet elkaar inmiddels steeds beter te vinden. Geldt dat ook voor de vmbos en toeleverende scholen? Op gemeentelijk niveau wordt intensief samengewerkt, maar de vmbos hebben nauwelijks onderling contact, vertelt Heek. De Meerwaarde ligt midden in de FoodValley. Het voortgezet onderwijs is vertegenwoordigd in de triple helix, een beleidsplatform voor onderwijs, overheid en bedrijfsleven. Dat ging overigens niet vanzelf, terwijl wij toch de schakel zijn tussen basisschool en mbo, hbo, universiteit. Eigenlijk zouden wij het techniekonderwijs op de basisschool moeten leveren, we hebben de faciliteiten, het personeel en het materiaal. Met het oog op de opleidingsbehoefte in de regio heeft De Meerwaarde een praktische mavo (GT) ingericht. Het leerlingenaantal verdubbelde in korte tijd van 400 naar 800. Inmiddels bouwt de lokale scholengemeenschap voor mavo havo vwo de mavo ook om tot praktische mavo en is er een technasium. Dat heeft het onderwijs in Barneveld verder gebracht. We gaan nu samen met het mbo aan tafel. Onder alles wat we hier doen - ook met het bedrijfsleven - zit een diepere laag, en dat is vertrouwen. Dat is de basis.

    BedrijfsvakschoolMet de ervaringen met de praktische mavo op het netvlies ziet Heek nieuwe mogelijkheden voor een onderwijskundig concept, gebaseerd op de oude bedrijfsvakschool, waarin technische bedrijven investeren in machines en apparatuur en de school docenten levert en het lesprogramma uitvoert, zowel voor leerlingen als voor medewerkers die behoefte hebben aan bijscholing. Misschien houdt het onderwijs wel te krampachtig vast aan de pedagogische rol. Op tijd komen, je werk afmaken, je houding naar collegas, samenwerken, dat zou in het bedrijf wel eens beter geleerd kunnen worden dan op school.

    Het gaat om vier Os: ouders, onderwijs,

    ondernemers en overheid

    20 De kracht van kennis.

  • Kees Heek (rechts), bestuursvoorzitter van De Meerwaarde en Henk van Esch, bestuurslid van de Barneveldse Industrile Kring (BIK) en directeur Koninklijke BDU

    Flexibele schilWe maken een stap in de tijd. Wat is over tien jaar gerealiseerd, wat zijn de idealen? Van Esch: In mijn ideaalbeeld is de samenwerking tussen onderwijs, ouders, ondernemers en overheid vanzelfsprekend. Bedrijven accepteren en stimuleren dat mensen komen en gaan en zich verder ontwikkelen. Een onderdeel van die droom is dat er in het bedrijf altijd een pool is van ervaren krachten die hun kennis overdragen aan jongere collegas, zodat er altijd personeel beschikbaar is voor de opleiding. Heek voorziet dat over tien jaar al het onderwijs in de FoodValley gekoppeld is aan de universiteit. Onderzoek is vanzelfsprekend, er ontstaat een doorlopende leerlijn vanaf het basisonderwijs tot de universiteit, dus de universiteit komt ook in het vmbo. In plaats van een paar dagen stage per jaar werken docenten standaard n dag per week in het bedrijfsleven. Die kennis nemen ze mee in het onderwijs. Ze rouleren in de regio, als een flexibele schil. Tegen die tijd is er een systeem waardoor bedrijven en scholen meer in elkaar schuiven.

    Over tien jaar is al het onderwijs in de FoodValley gekoppeld aan de universiteit

    Het vmbo is de schakel tussen basisschool en mbo, hbo, universiteit en zou het

    techniekonderwijs op de basisschool moeten leveren

    21De kracht van kennis.

  • Marjolein ten Hoonte, directeur arbeidsmarkt en MVO bij Randstad Groep Nederland

    Is de toekomst onzeker? Hij is nders. We realiseren ons misschien onvoldoende

    wat we hebben en wat we al die tijd hebben overgelaten

    aan anderen

    22 De kracht van kennis.22 De kracht van kennis.

  • Marjolein ten Hoonte, directeur arbeidsmarkt en MVO bij Randstad Groep Nederland, volgt met een weidse blik alle nieuwe ontwikkelingen rondom mens en werk. Waar hebben mensen behoefte aan, in relatie tot werk, participatie, leren en ervaring opdoen? En welke rol is daarbij weggelegd voor onderwijs, werkgevers en uitzendbranche?

    INTERVIEW MET MARJOLEIN TEN HOONTE

    Werk is een reis over de arbeidsmarkt waarbij je soms geholpen moet worden Door Fred de Bruijn en Ursula Wopereis

    Je volgt en anticipeert op nieuwe ontwikkelingen rondom mens en werk. Dat klinkt bijzonder veel omvattend. Hoe ga je te werk?De Randstad Groep is een grote speler op het gebied van werk, we zijn actief in 43 landen. Wat vinden mensen nou belangrijk in werk? Ik steek die vraag in langs vier grote ontwikkelingen: demografie, technologie, globalisering en duurzaamheid. Duurzaamheid is behoorlijk uitgekristalliseerd op planet en profit, maar people staat nog in de kinderschoenen. We zitten nog te vast in de oude, industrieel georganiseerde wereld waarin ieder zijn eigen plek had en sociale zekerheid was vastgeknoopt aan het contract voor onbepaalde tijd. Wat is een werknemer eigenlijk en wat is de definitie van werk? Het is mijn taak om daar in brede zin vragen over te stellen en te kijken met wie je daar van gedachte over zou moeten wisselen om tot strategische oplossingen te komen. Dat doe ik aan de hand van drie centrale themas: aanpassingsvermogen, ontwikkeling en inclusiviteit. Wat betekenen die themas voor mensen, organisaties en instituties, wat zijn de dwarsverbanden?

    Die vier ontwikkelingen zien wij in onze adviespraktijk ook. Mensen en onderwijsinstellingen moeten daardoor voortdurend meeveranderen in een veranderende arbeidsmarkt. Omdat ik heel nieuwsgierig was naar de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en naar het beeld van onderwijsinstellingen van de buitenwereld heb ik een jaar aan een hogeschool gedoceerd. Dat is een bijster interessant jaar geweest. Het onderwijs zou veel meer van gedachten moeten wisselen over wat er gaande is in de buitenwereld. Niemand werkt nog een leven lang bij n werkgever, hoe zorg je ervoor dat je je skills blijft ontwikkelen?

    Hoe rust je studenten toe op die onzekere toekomst?Is die toekomst onzeker? Hij is nders. Wj vinden hem onzeker. Ik denk dat we meer zelf zullen moeten doen. We realiseren ons misschien onvoldoende wat we hebben en wat we al die tijd hebben overgelaten aan anderen. Als je de regie weer terug hebt kan een wereld voor je opengaan. Dat is wel een opgave, misschien nog wel meer voor de mensen die opleiden dan voor de mensen die opgeleid worden. Daar zie je het ook wringen. In de toekomstige wereld moet je je persoonlijke competenties kennen en de kans krijgen om die te ontwikkelen. Je moet bijvoorbeeld nieuwsgierig zijn, kunnen verbinden, veel informatie kunnen verwerken.

    23De kracht van kennis.

  • Is het onderwijs daarop ingericht?Ik heb gemerkt dat het doceren van de theorie nog zo voorop staat dat persoonlijke competenties en de dynamiek in de groep onderbelicht blijven. Theorie is belangrijk, maar dan wel op zijn plek en uitgaand van wat iemand interessant vindt en waar zijn of haar kracht zit. Daarnaast zijn het stimuleren van aanpassingsvermogen, nieuwsgierigheid, ondernemendheid en een onderzoekende houding belangrijk. Maar ook - en met nadruk: heb je een betekenisvol netwerk? Een netwerk is betekenisvol als je contacten bereid zijn om met je mee te denken en daadwerkelijk hun netwerk voor jou openstellen. Daar kun je als individu en als onderwijsinstelling heel veel aan doen. Er zijn weinig onderwijsinstellingen die hun alumni actief benaderen.

    Een betekenisvol netwerk is van een onschatbare toegevoegde waarde

    Aanpassingsvermogen is de komende jaren belangrijk. Daarnaast moet je je afvragen tot waar en wanneer je ergens productief in kunt zijn. Als een brandweerman op zijn veertigste van werk moet veranderen is dat geen demotie, maar een loopbaanstap. Dat wordt iets van jou en mij. Bedrijven moeten gaan nadenken over zaken als vitaal en krachtig oud worden, arbeidsvoorwaarden en het faciliteren van mensen. Een cao kan nu heel goed zijn, maar is hij ook toekomstbestendig?

    Een ander thema dat je noemde is inclusiviteit.Binnen Randstad vinden we volwaardigheid, deelname aan de maatschappij en de toeleiding tot werk belangrijk voor alle groepen. Omdat het niet vanzelf gaat moeten we dat apart organiseren. Mede dankzij de Participatiewet hebben werkgevers dit veel meer op de agenda staan. We komen langzamerhand allemaal tot het besef dat het belangrijk is dat iedereen meedoet. Daarin hebben niet alleen werkgevers, maar ook het onderwijs een ongelooflijk belangrijke rol.

    24

  • Zzpers willen op een aantal punten ook ontzorgd worden.Daar zijn we ook mee bezig. Samen met Obvion en Vereniging Eigen Huis hebben we de perspectiefverklaring gerealiseerd voor mensen met een tijdelijk contract die een hypotheek willen. Dat is echt een innovatie, want het was heel lastig voor mensen zonder vast contract om een huis te kopen. Banken kijken nu naar werk- in plaats van naar baanzekerheid. Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met alle bijbehorende arbeidsvoorwaarden wordt steeds minder vanzelfsprekend. De maatschappij is kritisch over het product payroll, maar als arbeidsvoorwaarden meegenomen kunnen worden naar volgende functies zou dat voor veel mensen wel eens ht product van de toekomst kunnen zijn.

    In onze visie hoort informeel leren en vrijwilligerswerk daar ook bij. We kennen in onze praktijk inmiddels enkele voorbeelden waar dit meegenomen is in een regionale aanpak. Zijn vrijwilligers wat jou betreft ook een onderdeel van die reis?Wat mij betreft wel. Er is een complete informele arbeidsmarkt van goede doelen, opstap en participatie. Ik pleit ervoor dat je die in verband brengt met de markt voor betaalde arbeid.

    Heb je nog een aanbeveling voor de lezer? Begin bij je eigen organisatie, haal de toekomst naar binnen en ga in discussie. Hoe zien je arbeidsvoorwaarden eruit, hoe ga je met elkaar om, hoe vertaal je dat naar onderwijs? Organiseer je eigen experimenteerruimte. Het is het halve werk als je zo een beeld krijgt van waar de wereld naar toe beweegt. Van daaruit kun je deelgebieden aangeven waarop je actie onderneemt. Dat kan dan bijvoorbeeld op het gebied van HR-beleid zijn, het ontwikkelen van een onderwijsplan of hoe je je verhoudt tot studenten en het werkveld.

    Het onderwijs zou meer aan verwachtingsmanagement

    moeten doen

    Organiseer je eigen experimenteerruimte. Het is

    het halve werk als je een beeld krijgt van waar de wereld

    naar toe beweegt

    Als arbeidsvoorwaarden meegenomen kunnen worden

    naar volgende functies zou payroll voor veel mensen wel

    eens ht product van de toekomst kunnen zijn

    Bij een aantal ROCs leeft dat besef van inclusie heel sterk omdat ze daar dagelijks mee geconfronteerd worden, zeker in de Randstedelijke gebieden. Zodra studenten hun diploma krijgen scheiden de wegen. Ligt daar een rol voor uitzendorganisaties?Ik zie werk als een reis over de arbeidsmarkt waarbij je soms geholpen moet worden. Wij hebben als organisatie een enorm netwerk van talenten, maar we kunnen mensen niet voor onbepaalde tijd aan ons binden. Het is aan onze branche om dat goed te organiseren. Dat is soms lastig, met name voor niveau 2. De stroom verzorgenden, administratief medewerkers en beveiligers blijft maar groeien, terwijl de kansen op de arbeidsmarkt beperkt zijn. Het onderwijs zou meer aan verwachtingsmanagement moeten, zodat deze groep ook aansluiting kan vinden bij andere functies of sectoren. Soms moet je bereid zijn om ander werk aan te pakken dan dat waar je voor opgeleid bent.

    Heeft dat verwachtingsmanagement alleen betrekking op de inhoud van het werk?In de logistiek, het personenvervoer of in het grootwinkelbedrijf zien we de ontwikkeling dat er soms geen volledige werkdagen van acht uur zijn. Zou het niet mogelijk zijn om een veertigurige werkweek samen te stellen bij verschillende werkgevers? De vakbonden zijn niet enthousiast, maar je kunt mensen daar wel op voorbereiden. Dit vraagt echt om herijking van het systeem en het model. Blijven we voor groei, winst en aandeelhouderswaarde gaan of kiezen we voor maatschappelijke waarde? En hoe gaan we dat met elkaar op een betekenisvolle manier vormgeven?

    In onze adviespraktijk werken we in een aantal regios als ontwikkelaar van human capital agendas en vergelijkbare initiatieven. Naast de huidige spelers opleiders, werkveld en overheid zien we daarin nu soms ook uitzendorganisaties in de door jou geschetste rol. Is dat de positionering van Randstad in de komende jaren? Wij zien het als onze rol om samen met de werknemer op de trein te stappen. Zo zou de samenwerking met het onderwijs ook moeten zijn. En dat is dan niet iets wat vier jaar duurt en uitsluitend in september begint. De membranen tussen werkveld en onderwijs zouden dunner of wederkeriger moeten worden. Als je mensen de regie wilt geven over hun loopbaan, is onderwijs n onderdeel. Daarnaast denken we ook na over financile dienstverlening of het organiseren van de ziektekostenverzekering. Jongeren zijn zelden ziek. Kan dat bedrag niet gereserveerd worden voor tijd om na te denken over de loopbaan? We weten dat het voor mensen belangrijk is dat ze de volgende opdracht in het vizier hebben. We kunnen hen ontzorgen door de administratieve rompslomp goed te organiseren. We zouden ook meer onderscheid moeten durven maken. 50-plussers hebben andere vragen dan jongeren die net afgestudeerd zijn. Maar daar is lef en experimenteerruimte voor nodig.

    25De kracht van kennis.

  • WaterCampus Leeuwarden profileert zich als ht knooppunt van de Nederlandse watertechnologiesector. In het hoger onderwijs stimuleert, initieert en cordineert het Centre of Expertise Water Technology (CEW) het toegepast onderzoek. Wetsus Academy verzorgt de wo-master watertechnologie, die veel internationale studenten trekt. Wat zijn volgens Gerard Adema, directeur/bestuurder CEW, en Nelleke van Dorenmalen, directeur Wetsus Academy, de succesfactoren en welke uitdagingen zien zij op het gebied van toekomstgericht leren?

    INTERVIEW MET GERARD ADEMA EN NELLEKE VAN DORENMALEN

    Gebruik de context en content van het bedrijfsleven in het onderwijs

    Het CEW staat model voor een succesvol Centre of Expertise. Wat zijn de succesfactoren?GA: Het CEW is n van de eerste Centres of Expertise die vanuit het Sector Investeringsplan hbo1 zijn gestart. Het is een publiek-privaat samenwerkingsverband tussen onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen, het bedrijfsleven en de overheid, dat de kenniseconomie op het gebied van watertechnologie naar een hoger plan wil tillen. Inmiddels heeft Leeuwarden een doorlopende leerlijn watertechnologie gerealiseerd en zijn er centra op wo-niveau (Wetsus2), hbo-niveau (CEW) en mbo-niveau (Centrum voor Innovatief Vakmanschap Water). Daarnaast organiseren we onder de paraplu van de WaterCampus tal van programmas en activiteiten voor het primair en voortgezet onderwijs. Als Centre alleen lukt je dat niet. We maken deel uit van een goed georganiseerd eco innovatie systeem. Een andere factor van belang is dat CEW geen onderdeel is van de participerende onderwijsorganisaties. Dat heeft nadelen, maar zeker ook voordelen. We zijn een stichting, staan wat meer op afstand en slagen er heel goed in om vragen die in de markt leven te vertalen naar onderzoek en onderwijs.

    1 Commissie de Boer (2009) Sector Investeringsplan hbo 2011-2016, Meer studenten hbo techniek via Centres of Expertise

    2 Wetsus is het European Centre of Excellence for Sustainable Water Technology

    Door Frank Hendriks en Ursula Wopereis

    Centres of Expertise die binnen een school georganiseerd

    zijn werken meer vanuit de onderwijsstructuur en cultuur

    van de onderwijsinstelling. Dat kan belemmerend zijn

    voor de ontwikkeling

    26 De kracht van kennis.

  • Je noemt het feit dat jullie gn onderdeel van een onderwijsorganisatie zijn een succesfactor. Interessant. GA: Het lukt scholen nog niet altijd even goed om de samenwerking met het bedrijfsleven succesvol en voldoende in te bedden. Waarom? De mindset is anders. De focus is primair gericht op onderwijs en lesgeven en minder op aspecten als het opbouwen en onderhouden van het contact met het werkveld, de vertaling van vragen uit het bedrijfsleven naar het onderwijs en toegepast onderzoek. En van de kernactiviteiten van het CEW is toegepast onderzoek en we hebben de competenties en capaciteit in huis om dat goed op te pakken. Onderzoek vraagt meer dan onderzoekvaardigheid. Acquisitie en het vertalen van vragen van het bedrijfsleven naar onderzoeksopdrachten is echt een vak apart. Daar hebben we specifiek iemand voor aangetrokken. We zijn heel actief op dit gebied en helpen docenten om deze competenties, die traditioneel niet altijd aanwezig zijn binnen het onderwijs, te ontwikkelen. Wat ook relevant is: we zijn flexibel en denken niet in studie-data en de daarmee samenhangende processen. Centra die binnen een school georganiseerd zijn werken meer vanuit de onderwijsstructuur en cultuur van de onderwijsinstelling. Dat kan belemmerend zijn voor de ontwikkeling.

    Hoe verhouden het lectoraat watertechnologie en CEWzich tot elkaar?GA: De lector brengt het bedrijfsleven en het toegepaste onderzoek in de hogeschool als onderdeel van de samenwerking binnen het CEW. Hij heeft dus een belangrijke brugfunctie. De samenwerking binnen het CEW is echter breder. We organiseren bijvoorbeeld twee keer per jaar een overleg tussen de lectoren watertechnologie in Nederland. En in het kader van de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) hebben we samen met de betrokken hogescholen het programma Valorisatie van Reststromen gedefinieerd. CEW is daarbij initiatiefnemer, intermediair en aanjager.

    Het toegepast onderzoek verschilt van de academische onderzoeksetting. Nelleke, wat is volgens jou de grootste uitdaging?ND: Wetsus Academy is een samenwerkingsverband tussen Wetsus, Wageningen Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Twente en biedt een wo-master (joint degree) waarin op academisch niveau kennis en (gecombineerde) toepassingen vanuit de chemische technologie en de biotechnologie worden onderwezen. Op het grensvlak van beide disciplines vinden innovaties plaats. De ontwikkeling van het curriculum is gebaseerd op bestaande en nieuwe inzichten uit het onderzoeksprogramma van Wetsus. Wetsus werkt hierbij nauw samen met het bedrijfsleven. Bij de ontwikkeling van een curriculum moet je verder kijken dan de vraag vanuit het bedrijfsleven. Die vraag is meestal gericht op problemen in het heden en niet in de toekomst, daarom is het belangrijk om een balans te zoeken tussen de behoefte van het bedrijfsleven en mogelijke vragen die in de toekomst een rol gaan spelen. Het onderwijs moet verder kijken dan waar bedrijven op dit moment mee bezig zijn en zelf het kader bepalen, zeker op universitair niveau. Wat kunnen studenten nog meer, hoe daag je ze uit? Uitdaging kun je bewerkstelligen door een sterke link met het onderzoek te zoeken en het belang van innovaties expliciet in te brengen in het programma. Je zou meer ruimte en flexibiliteit moeten creren en studenten die boven het basisniveau uitsteken iets extras moeten bieden, bijvoorbeeld richting innovaties. Dat impliceert dat je op verschillende niveaus moet gaan werken. Dat is lastig, zeker voor docenten.

    Ik denk dat mensen zich niet alleen moeten laten leiden door

    de arbeidsmarkt, maar ook moeten blijven leren wat ze leuk vinden

    27De kracht van kennis.

  • Nelleke van Dorenmalen, directeur Wetsus Academy

    Studenten moeten leren om out of the box te denken,

    innovatief vermogen ontwikkelen en initiatief durven nemen

    Toekomstgericht opleiden vraagt om maatwerk.GA: Ik vind dat de BV Nederland zich in dat opzicht tekortdoet. Ik pleit ook voor meer differentiatie. Dat betekent dat je naar andere onderwijsmodellen of concepten toe moet. Door het toegepast onderzoek te koppelen aan het curriculum verbetert de aansluiting op het werkveld. Bedrijven hebben een belangrijke rol om context en content aan te leveren naar het onderwijs, omdat studenten dan leren van de vraagstukken van vandaag en morgen. Gebruik die context en content! We kijken overigens bij elk onderzoeksproject niet alleen hoe het op het curriculum past, maar ook of we iets kunnen toevoegen zodat we het, met het oog op onderwijsdoelen of bepaalde groepen studenten, nog interessanter kunnen maken. Dan lever je resultaten aan de markt n je gebruikt de context optimaal voor de studenten. Maar niet elk project is geschikt om studenten van alle niveaus bij te betrekken.

    De doorlopende leerlijn watertechnologie is goed georganiseerd. Hoe staat het met het postinitieel onderwijs en leven lang leren? GA: Leven lang leren is een doelstelling die wat lastig vorm en inhoud krijgt, daar lopen we in heel Nederland mee achter. In de doorlopende leerlijn zit een associate degree watertechnologie waar veel werkenden instromen en we organiseren onder de paraplu van WaterCampus Leeuwarden maatwerkopleidingen en cursussen, onder andere voor het bedrijfsleven. We doen momenteel onderzoek om de behoefte van de markt in kaart te brengen. Daaruit blijkt dat veel bedrijven een mismatch ervaren bij studenten die pas zijn afgestudeerd. Die mismatch heeft soms betrekking op de inhoud, maar meestal op competenties, zoals presenteren, rapporteren en communicatieve vaardigheden. Als je praat over toekomstgericht opleiden en 21st century skills, dan gaat het met name over die soft skills.

    Het is de vraag in hoeverre de arbeidsmarkt in de toekomst

    voor iedereen eenzelfde rol speelt. Waar is ons leren dan op gericht?

    28 De kracht van kennis.

  • Gerard Adema, directeur/bestuurder Centre of Expertise Water Technology (CEW)

    Onderzoek vraagt meer dan onderzoekvaardigheid.

    Acquisitie en het vertalen van vragen van het bedrijfsleven

    naar onderzoeksopdrachten is een vak apart

    De soft skills die in het bestaande curriculum zijn verweven sluiten dus niet aan bij de vraag van het bedrijfsleven. ND: Die geluiden hoor ik ook via de werkveldadviescommissie. Het punt is: je kunt niet alles in het programma stoppen. Dat is al vol en studenten moeten ook onderzoek doen. Je zou dit kunnen ondervangen door bijvoorbeeld projecten te organiseren waarin mboers, hboers en woers samenwerken, zodat ze onder andere hun communicatieve vaardigheden kunnen ontwikkelen en op een laagdrempelige manier leren leidinggeven. Misschien is dat een toekomstconcept dat werkt. Je moet de student er in ieder geval bij betrekken. Om terug te komen op je eerdere vraag: mensen zijn genteresseerd in een deeltijd master. Dat we die niet hebben heeft deels te maken met de bekostiging. Het huidige stelsel belemmert de verdere professionele ontwikkeling. Ik hoop dat dat ooit verandert. Verder tasten we de mogelijkheid af om in de toekomst delen van het masterprogramma als MOOCs aan te bieden. Met het oog op internationalisering is dat zeker interessant, maar zo ver zijn we nu nog niet.

    Zijn er vakinhoudelijke ontwikkelingen of trends waar jullie met het oog op toekomstgericht leren op (zouden moeten) anticiperen?GA: Er gebeurt heel veel in de crossovers, met name op het gebied van energie en het terugwinnen van waardevolle grondstoffen uit waterstromen. De meest succesvolle bedrijven zijn nichespelers die een unieke productmarktcombinatie hebben ontwikkeld. We zouden meer mogelijkheden voor starters kunnen faciliteren en succesvolle ondernemers een prominentere rol in het curriculum kunnen geven.

    Meer ruimte voor ondernemerschap?ND: Ondernemerschap gaat verder dan het starten van een onderneming en is ook gericht op de ontwikkeling van specifieke skills, zoals out of the box denken, innovatief vermogen en initiatief nemen. Dat zijn belangrijke skills die je heel goed in een curriculum kunt verwerken. Bij toekomstgericht leren denk ik ook aan het feit dat er door verdergaande automatisering en robotisering in de toekomst niet voor iedereen werk is. Het blijft belangrijk dat mensen blijven leren - ook voor hun persoonlijke ontwikkeling en om mee te kunnen in de maatschappij. Maar het is de vraag in hoeverre de arbeidsmarkt in de toekomst hierbij voor iedereen eenzelfde rol speelt. Waar is ons leren dan op gericht? Ik denk dat mensen zich niet alleen moeten laten leiden door de arbeidsmarkt, maar ook moeten blijven leren wat ze leuk vinden.

    29De kracht van kennis.

  • De SER pleit ervoor om de huidige prestatieafspraken

    te vervangen door kwaliteitsafspraken

    In oktober 2015 bracht de Sociaal-Economische Raad (SER) op verzoek van minister Bussemaker het advies Leren in het hoger onderwijs van de toekomst uit. Daarin werkt de SER de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015-2025 van het ministerie van OCW op onderdelen verder uit. SER-voorzitter Maritte Hamer pleit voor een grotere betrokkenheid en gezamenlijke kwaliteitsafspraken tussen het onderwijs en het afnemend beroepenveld.

    INTERVIEW MET MARITTE HAMER

    Leren moet in onze genen zitten Door Pieter Huisman, Inge van der Hoorn en Ursula Wopereis

    Maritte Hamer, voorzitter Sociaal-Economische Raad (SER)Fotograaf: Christiaan Krouwels

    30 De kracht van kennis.

  • Het betrekken van het werkveld is een rol van

    het onderwijs n werkgevers. Dat is een wederkerige relatie.

    De schotten tussen de domeinen moeten worden geslecht

    Advies Strategische Agenda Hoger OnderwijsIn oktober 2015 bracht de SER ook advies uit over de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015 2025. Ons advies ligt dicht tegen dat van de Onderwijsraad aan, maar is vanuit een ander perspectief ingevlogen, legt Hamer uit. De scheiding tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt meer flude. Wil je goed onderwijs maken, dan moet dat toegerust zijn op de arbeidsmarkt en moet je het afnemend beroepenveld - het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties - meer betrekken. Daarnaast zijn ook de interne stakeholders belangrijk, dat zijn studenten, docenten en ondersteunend personeel. De SER pleit ervoor om de huidige prestatieafspraken te vervangen door kwaliteitsafspraken. Instellingen en stakeholders zullen die in gezamenlijk overleg uitwerken.

    Wederkerige relatieHet onderwijs moet het werkveld naar binnen halen en het onderwijs zal meer naar buiten moeten treden. Wat is de rol van de Centres of Expertise in dit proces? Hamer: We constateren dat veel centra de aansluiting tussen onderwijs en werkveld realiseren, maar dat de Centres of Expertise bij veel partijen nog onbekend zijn. Het betrekken van het werkveld is een rol van het onderwijs n werkgevers. De relatie tussen beide partijen moet wederkerig zijn, als twee kanten van dezelfde medaille. Vooralsnog zijn die werelden te veel gescheiden, dus de schotten tussen de domeinen moeten worden geslecht.

    LeercultuurEr is n nieuwe zekerheid voor de arbeidsmarkt en dat is dat we geen zekerheden meer hebben, vindt Hamer. Daar moet je mensen op voorbereiden en toerusten. Om flexibel te kunnen zijn en veranderingen tegemoet te kunnen treden moet je in de basis goed weten wie je bent en wat je kunt. Daarvoor zijn niet alleen vakkennis en cognitieve skills van belang, maar ook creativiteit, sociale vaardigheden, leren leren, motivatie, zelfreflectie en identiteit. De leercultuur moet zich meer ontwikkelen. Een leven lang leren vereist dat leren in je genen gaat zitten, daar moet je zo jong mogelijk mee beginnen. Met het advies Leren in het funderend onderwijs van de toekomst leverde de SER een bijdrage aan de curriculumdiscussie van het Platform #Onderwijs2032. Volgens de SER moeten leerlingen al in het primair en voortgezet onderwijs de basis krijgen om flexibel, wendbaar en weerbaar om te leren gaan met de onzekere en snelle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Voor het middelbaar en hoger onderwijs is dat eigenlijk niet anders. Betekent dit dat socialisatie of persoonsvorming in de toekomst meer de nadruk krijgen dan kwalificatie? Het is niet of/of, maar en/en, benadrukt Hamer. Voor het ontwikkelen van die persoonlijke vaardigheden heb je vakinhoud nodig, dat kun je niet in the blind geven.

    EyeopenerDe huidige cultuur en regelgeving daagt studenten niet uit om zich breed te ontwikkelen en belemmert dat soms zelfs, merkt Hamer. In oktober startte de SER met een Jongerenplatform. In de discussies hoor je dat studenten wordt gevraagd dat ze flexibel zijn, terwijl ze hun studie bij voorkeur in vier jaar moeten afronden, het liefst met een baantje erbij. Tweede studie? Liever niet, dat is te duur en te moeilijk. Er zit een grote inconsequentie in het onderwijsbeleid en -systeem enerzijds en in de faciliteiten voor jongeren anderzijds. Dat jongeren dat zo ervaren vind ik een eyeopener.

    Aansluiting tussen sectorenEen andere inconsequentie van het huidige beleid is de doorstroming van studenten. De Onderwijsraad stipte in het advies over de Strategische Agenda Hoger Onderwijs twee bewegingen aan die enigszins met elkaar schuren: het in stand houden van de gebrekkige aansluiting tussen de sectoren laat zich moeilijk verenigen met het realiseren van maatwerk. Daarom is die discussie over de prestatieafspraken ook zo belangrijk, reageert Hamer. De afspraken die tijdens de vorige kabinetsperiodes zijn gemaakt over de doorstroommogelijkheden en het stapelen van studies worden eigenlijk allemaal teruggedraaid. Zowel de hogescholen als de universiteiten willen niet afgerekend worden op de studieresultaten van doorstromende studenten die het minder goed aankunnen. Wij pleiten voor meer waardering voor het zetten van die vervolgstap, voor de toegevoegde waarde die je aan een student geeft. Dit vraagt om betere afspraken, om betere aansluiting en misschien ook om extra input en begeleiding van studenten in het mbo en hbo, zodat ze die vervolgstap met succes kunnen maken.

    De huidige cultuur en regelgeving daagt studenten

    niet uit om zich breed te ontwikkelen

    31De kracht van kennis.

  • Het grootste risico is dat het systeem zo flude wordt dat niemand meer

    weet wat het is

    Kwaliteitsborging non-formeel en informeel lerenEen ander punt is leven lang leren en met name de kwaliteitsborging van scholingstrajecten tijdens de loopbaan. Werkgever en werknemer moeten zich ervan bewust zijn dat de toekomst vraagt om het permanent ontwikkelen van kennis en vaardigheden. Daar moet zowel in tijd als in geld en financieringsmogelijkheden ruimte worden gecreerd. Dat soort noties hebben we nu wel op een rij, maar de vorm staat nog ter discussie. Wat Hamer betreft hoeven het overigens niet allemaal nieuwe voorzieningen te zijn. Een aspect dat we nog moeten onderzoeken is bijvoorbeeld de organisatie van het informeel en non-formeel leren. Hoe ga je dat meten en waarderen en hoe komt dat op het cv terecht? Ga je dat kwalificeren en wie doet dat? We vragen ons af wat de risicos zijn van de ontwikkelingen die Hamer schetst. Het grootste risico is dat het systeem zo flude wordt dat niemand meer weet wat het is. Wat het leenstelsel betreft moet gemonitord worden of mensen niet buiten de boot vallen.

    2025De Strategische Agenda loopt tot 2025. Hoe zien de arbeidsmarkt en het onderwijs er dan uit? Dat vind ik een lastige vraag. In vergelijking met tien jaar geleden gaan de technologische ontwikkelingen steeds sneller, in andere opzichten is weinig veranderd. In het kader van het robotiseringsproject is de SER gevraagd om een aantal scenarios te maken. Dat zouden ook scenarios van verschillende snelheden kunnen zijn. De ontschotting tussen binnen- en buitenwereld is voor het onderwijs onvermijdelijk. En ik denk dat het aanbod aan opleidingen waarvoor geen perspectief is afneemt. Dat vragen studenten ook. De ontschotting tussen onderwijs en bedrijfsleven impliceert dat onderwijs en beroepenveld intensiever met elkaar samenwerken. Dat vraagt niet per definitie een nieuwe benadering van de bekostiging van het opleiden, al kan een andere benadering wel helpen om de ontwikkeling te stimuleren. De SER spreekt zich daar nu nog niet over uit, maar ondersteunt bijvoorbeeld wel de invoering van het leven lang leren-krediet in het hoger onderwijs.

    Om kabinet en parlement adequaat te

    kunnen adviseren over het te voeren beleid

    volgt de SER de ontwikkelingen op de

    arbeidsmarkt op de voet. We houden ons

    bezig met de vraag hoe die ontwikkelingen

    zich vertalen naar onder andere het

    onderwijs. Dat doen we door middel van

    een aantal trajecten, die als stukjes van een

    puzzel op elkaar aansluiten, vertelt Maritte

    Hamer. We zijn bijvoorbeeld bezig met

    het adviestraject Leren in de toekomst, er is

    een traject gestart over robotisering en de

    arbeidsmarkt en we zitten midden in een

    traject over werken en leven. Op basis van

    de verkenning Leren in de Toekomst gaf

    minister Bussemaker de SER in het najaar

    van 2015 een brede, meerjarige opdracht,

    om na te denken en te adviseren over skills,

    leven lang leren en duurzame inzetbaarheid.

    De SER zal in samenwerking met de

    Organisation for Economic Co